Flam3D: 3D printsector staat klaar om bij te springen
De sectorvereniging van bedrijven actief in de 3D print sector, Flam3D, staat klaar om haar ledenbestand aan te spreken om de “print-toets” in te drukken om te helpen de Coronacrisis te bestrijden, als die vraag gesteld wordt. “Heel wat van onze leden geven aan dat ze hun printercapaciteit geheel of gedeeltelijk willen inzetten om allerlei zaken te printen waaraan mogelijk een tekort is of komt. Maskers, brillen, onderdelen voor beademingstoestellen,… er doen al heel wat designs de ronde die printbaar zijn”, geeft Kris Binon, directeur van de associatie, aan.
Flam3D is actief in zowel Nederland als Vlaanderen, wat maakt dat er in principe nog meer printers flexibel kunnen worden ingezet. De 3D print technologie is minder afhankelijk van lange supply chains en kan dus ook heel lokaal nog productie garanderen, ook als die toevoerlijnen afgesneden zijn. De 3D print capaciteit in de regio kan natuurlijk nooit de maakindustrie vervangen, maar de organisatie geeft wel aan dat de regio Vlaanderen-Nederland een uniek aantal printers heeft staan: Wellicht de regio met de hoogste printer-dichtheid in Europa, volgens Flam3D.
Ondersteuning zorg en overheid
“We informeren actief de overheden en crisiscentra over die bereidwilligheid bij onze leden, en over de beschikbare printcapaciteit”, aldus Pieter Machtelinckx, communicatieverantwoordelijke bij de organisatie. Om die capaciteit in kaart te brengen, heeft de organisatie onder haar leden al een enquête georganiseerd die een beeld schetst van wat er waar kan geprint worden in de komende weken. Ook niet-leden van de organisatie zijn welkom om hun printercapaciteit door te geven; als er een vraag om noodhulp komt, zal de organisatie geen onderscheid maken tussen leden en niet-leden. De organisatie geeft aan dat 3D-print vragen van bedrijven ook nog steeds welkom zijn, maar dat ze met deze actie vooral klaarstaat om overheden en zorgkoepels te ondersteunen. “We doen eigenlijk wat we altijd al doen: vraag en aanbod verbinden,” geeft Binon nog aan, “zij het op een iets ander niveau.”
